De bloedstolling is onmisbaar om te veel bloedverlies bij een verwonding te voorkomen. Hierbij spelen bloedplaatjes en stollingseiwitten een belangrijke rol. Deze stollingseiwitten worden ook stollingsfactoren genoemd. De bloedstolling zorgt ervoor dat een wonde snel dicht, zodat deze niet kan blijven bloeden. Er wordt dan een bloedstolsel gevormd dat terecht het gat in een bloedvat dicht maakt .
Bij trombose is er sprake van een stolsel dat onterecht wordt gevormd, dit wil zeggen zonder dat hiervoor een duidelijke reden aanwezig was. Er is namelijk geen wond die gedicht moet worden. Dit stolsel zet zich vast aan de wand van bloedvat en belemmert zo de bloedstroom. Tevens kan de wand van het bloedvat beschadigd worden.
Men spreekt van een diep veneuze trombose (DVT) als een stolsel zich vormt in een diepe ader. In de meeste gevallen treedt een diep veneuze trombose op in de benen of in het bekken, maar het kan ook op andere plekken zoals in de arm, de hersenen of de buik.
Een gedeelte van dit stolsel kan loslaten en in het bloed worden meegevoerd naar andere delen van het lichaam. Zo een losgelaten stolsel wordt een embolie genoemd. Als dit stukje stolsel via het hart in een bloedvat van de longen terechtkomt en dit afsluit ontstaat een longembolie. Hierdoor wordt een deel van de long uitgeschakeld. Dit kan enkel gepaard gaan met lichte kortademigheid en ademhalings-gebonden pijn, maar soms gaat het om grote stolsels in grote bloedvaten van de long zodat grote stukken van de long plots afgesloten worden. Dit zijn levensgevaarlijke situaties.
De verschijnselen van een trombose zijn niet altijd duidelijk. U kan weinig of veel klachten hebben. Als stolsel een ader in het been afsluit, kan het bloed niet meer weg. Het gevolg is dat de kuit of het hele been opzwelt. Het been voelt vaak warm aan en kan rood-paars van kleur zijn. De huid kan glanzend en strak zijn. Het been is vaak pijnlijk en lopen kost moeite.
Doordat de doorstroming van het bloed wordt belemmerd, zijn de aders in de huid dikwijls opgezet. Soms veroorzaakt trombose geen klachten. De trombose in het been wordt dan bijvoorbeeld pas ontdekt wanneer bij iemand tengevolge van de trombose een longembolie optreedt.
Bij een longembolie wordt er in de longen een bloedvat afgesloten door een stolsel. Hierdoor krijgt een deel van de longen geen bloed en zuurstof meer en kan weefselschade ontstaan. Hierdoor kunnen klachten ontstaan als kortademigheid en pijn bij de ademhaling. Ook hoesten met het opgeven van wat bloed kan een verschijnsel van longembolie zijn. Deze symptomen zijn weinig specifiek en kunnen ook het gevolg van andere longaandoeningen zijn.
Het lichaam lost normaal zelf de stolsels op en zal dit ook doen in het geval van een trombose of een longembolie. Het probleem is dat de aanwezigheid van een trombose of longembolie juist ook leidt tot uitbreiding van deze trombose of longembolie. De antistollingsbehandeling die wordt gegeven aan patiënten met trombose of longembolie maakt dat het lichaam niet in staat is om deze trombose of longembolie uit te breiden. Hierdoor kan het lichaam de trombose of longembolie zelf opruimen. Indien de trombose lang aanwezig is, zal het bloed langs andere bloedvaten een uitweg zoeken. Men krijgt dan wat men collaterale circulatie noemt. Deze bloedvaten die nu meer bloed moeten verwerken, zullen groter en dikker worden. Als de trombose lang aanwezig blijft, zullen deze collateralen permanent groot en dik blijven.
Wanneer een diep veneuze trombose in het been optreedt, kan dit leiden tot beschadiging van de kleppen in de aders van het been. Dit leidt op zijn beurt tot het ontstaan van spataderen. Als de kleppen slecht functioneren, kan dit leiden tot het ontstaan van een chronische aandoening waarbij het hele aderstelsel van het been slecht gaat functioneren en het been altijd wat dikker zal blijven. Dit wordt ook een post-trombotisch syndroom (PTS) genoemd.
Dit zal nooit helemaal genezen. De verschijnselen van een post-trombotisch syndroom zijn een dunne, glanzende huid, vocht in de benen (oedeem), een bruine verkleuring van de huid, spataders, en soms op langere termijn moeilijk genezende wonden (open been). Het dragen van elastische kousen helpt deze chronische aandoening te voorkomen.
Bij een uitgebreide longembolie kan ondanks de behandeling een blijvende kortademigheid, vooral na inspanningen, blijven bestaan. Indien de longcapaciteit blijven beschadigd is, kan het hart overbelast worden en kan een te hoge bloeddruk in de longslagaders ontstaan (pulmonale hypertensie).
Bij het ontstaan van trombose spreekt men klassiek van de triade van Virchow. Deze wetenschapper vatte als eerste de oorzaken van trombose samen in drie punten: veranderingen in de vaatwand, trage bloedstroom en een veranderde samenstelling van het bloed. Deze triade geldt nog steeds als de basis van het ontstaan van een trombose. Afhankelijk van het feit of het een veneuze of arteriële trombose is, spelen een of meerder van deze punten de hoofdrol. Immobilisatie is een klassiek voorbeeld van een vertraagde bloedstroom. Erfelijke stollingsafwijkingen zijn een voorbeeld van veranderingen aan het bloed. Beide spelen vooral bij veneuze trombose een belangrijke rol. Roken geeft veranderingen aan de vaatwand en speelt een belangrijke rol bij de arteriële problemen.