Beïnvloeding van de antistollingsbehandeling door voeding, alcohol en stress

Voeding
Voeding heeft een belangrijke invloed op de antistollingsbehandeling en is gedeeltelijk verantwoordelijk voor de dagelijkse (beperkte) schommelingen van de INR waarden. Grote INR-schommelingen worden echter nooit (alleen) door de voeding veroorzaakt.

Vitamine K werkt het effect van de coumarines (fenprocoumon/Marcoumar®, acenocoumarol, warfarine) tegen zodat de INR lager wordt en het bloed dus ‘dikker’ wordt.

Het lichaam heeft maar kleine hoeveelheden vitamine K nodig om goed te werken en dit wordt uit de voeding gehaald. Aangezien we iedere dag wel wat anders eten, varieert dus de dagelijkse inname van vitamine K en dit geeft weer schommelingen van de INR bij patiënten onder antistolling. Voeding heeft dus een belangrijke invloed op de antistolling. Het is ooit in een studie uitgeprobeerd om patiënten buiten een dosiskalender ook een dieet te geven met een vaste dagelijkse hoeveelheid vitamine K, en hieruit bleek dat de INR dan inderdaad stabieler is.

Het zijn met name de ‘groene’ groenten (sla, broccoli, spinazie, waterkers, …) en de ‘kool-achtige’ groenten (kool, spruiten, bloemkool, …) die veel vitamine K bevatten.

broccoli_shaded_130x130

Broccoli

brussels_sprouts_shaded_146x69 (1)

Spruiten

cabbages_shaded_147x111

Kool

cauliflower_shaded_130x130

Bloemkool

lettuce_130x130 (1)Sla kohlrabi_146x130

Koolrabi

Andere groenten zoals tomaten, komkommer, pepers, aardappelen, … bevatten dan weer weinig vitamine K. Ook andere voedingsmiddelen bevatten wisselende hoeveelheden vitamine K.

tomatoes2_103x88Tomaten

cucumbers_113x82

Komkommer

carrots_118x83

Wortelen

potatoes_118x88

Aardappelen

Over het algemeen zijn het dus de groenten die Nederlanders in de winter eten, die het meeste vitamine K bevatten. In de winter moet de dosis van de antistolling dan ook vaak worden verhoogd om hier tegen in te gaan om de INR toch binnen de streefwaarden te houden. In de zomer worden weer andere groenten zoals tomaten en komkommer gegeten die minder vitamine K bevatten. Meestal moet in de zomer de dosis van de antistollingsmedicijnen dan ook worden verminderd.

coolbest_238x195 (1)Als men gevarieerd eet, is er geen probleem. De seizoensgebonden variaties worden door de trombosediensten opgepikt en de dosis aangepast. De beperkte dagelijkse schommelingen vormen niet echt een probleem. Men moet dan ook geen bepaalde voedingsmiddelen vermijden. Door de regelmatige controles bij de trombosedienst kunnen de antistollingsmedicijnen worden bijgestuurd indien nodig. Natuurlijk geeft een week lang spruiten eten wel een lagere INR door de vele vitamine K die men zo binnen krijgt, terwijl de volgende week enkel tomaten eten dan weer de INR zal doen stijgen.

coolbest3_109x288

De gemiddelde Nederlandse voeding is dus rijk aan vitamine K, wat inhoudt dat de gemiddelde dosis van antistollingsmiddelen in Nederland redelijk hoog moet zijn om dit te compenseren. Voedingspatronen verschillen van land tot land en van werelddeel tot werelddeel. De oosterse keuken bevat heel weinig vitamine K en de gemiddelde dosis van de antistollingsmiddelen is daar ook een stuk lager. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij lange vakanties in het verre oosten. De INR kan dan wel eens een stuk hoger worden. De voeding is een belangrijke reden van de INR-schommelingen die in de vakantie worden gezien en dit is één van de redenen waarom patiënten soms wordt aangeraden tijdens hun vakantie een INR te laten bepalen.

Als mensen op dieet gaan, beïnvloedt dit ook de antistolling. Ten eerste krijgen ze misschien minder vitamine K binnen (afhankelijk van wat ze eten) dan gewoonlijk, maar belangrijker is dat ze minder vet eten. Vitamine K wordt enkel opgenomen in aanwezigheid van vet. Als er dus minder vet wordt gegeten, zal er minder vitamine K worden opgenomen, zelfs al zit het in de voeding, en zal de INR omhoog gaan.

Tegenwoordig zijn er fruitsappen op de markt met toegevoegde vitamines. Sommige hiervan kunnen vitamine K bevatten en zullen dus ook de INR beinvloeden.

Alcohol
alcohol_110x125De lever bepaalt in grote mate de stolling omdat het de lever is die de verschillende stollingseiwitten produceert. Alles wat de lever beïnvloedt, beïnvloedt dus ook de stolling. Alcoholgebruik is een belasting voor de lever. Een gezonde lever kan een stootje hebben, dus een gematigde alcohol inname mag gedurende een antistollingsbehandeling. Heeft de lever het al moeilijk door andere redenen, dan wordt de mogelijke invloed van alcohol groter en dient dit wel te worden beperkt.

Patiënten die onder een antistollingsbehandeling staan, hebben een hoger risico op bloedingen. Zij moeten dus oppassen zich niet te verwonden. Bij overmatig alcoholgebruik neemt de kans op verwondingen toe door de ‘benevelde’ toestand. Ook is het niet ondenkbeeldig dat tijdens een ‘benevelde’ toestand een verkeerd aantal medicijnen wordt ingenomen.

Drinkt iemand echt ‘hevig’ dan kan niet alleen de lever (tijdelijk) in de problemen komen, maar zal waarschijnlijk ook het voedingspatroon wisselen. Tijdens ‘drinkbuien’ wordt er meestal heel weinig gegeten zodat er minder vitamine K wordt opgenomen en de INR een bijkomende reden heeft om te stijgen

Stress
nervous_118x135Over de invloed van stress op antistolling is weinig onderzoek gedaan. Het is een moeilijk gebied om te onderzoeken en er zijn veel verschillende vormen van ‘stress’. Het is bekend dat een aantal stollingseiwitten toenemen bij stress waardoor men een lagere INR zou verwachten maar veelal wordt door de trombosediensten eerder een stijging van de INR gezien. Het is onduidelijk hoe dit verklaard kan worden. Waarschijnlijk is er een toename van bepaalde ‘stress’hormonen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Mogelijk wordt de leverfunctie hierdoor beïnvloed waardoor de productie van stollingseiwitten of de verwerking van de antistollingsmedicijnen wordt gewijzigd. Ook kunnen deze hormonen de opname van vitamine K in de darmen beïnvloeden.

trombosedienst@lumc.nl