Een aantal van de stollingsfactoren worden de vitamine K afhankelijke factoren genoemd. Dit zijn de factoren II, VII, IX en X. Zij kunnen alleen maar goed in de lever gemaakt worden als er voldoende vitamine K aanwezig is. Het zijn deze factoren waarvan de productie is verminderd als patienten coumarines (marcoumar/fenprocoumon, sintrom/acenocoumarol en warfarine) innemen.
De lever heeft in normale omstandigheden slechts kleine hoeveelheden vitamine K nodig omdat er een recyclagesysteem bestaat voor de vitamine K. Iedere molecule vitamine K kan verschillende malen gebruikt worden om stollingsfactoren mee te maken. De coumarines blokkeren dat recyclagesysteem zodat iedere molecule vitamine K maar 1 maal gebruikt kan worden. De lever heeft zo een veel hogere behoefte aan vitamine K om in de productie van de vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren te voorzien.
Normaal krijgt iedereen voldoende vitamine K binnen met de voeding. Het zit voornamelijk in de groene groenten en de koolachtigen. Nederlanders krijgen veel vitamine K met de voeding binnen, anders dan bijvoorbeeld in het Verre Oosten waar de voeding veel minder vitamine K bevat.
Vitamine K heeft buiten haar rol in de stolling ook nog achtere functies zoals bij de aanleg van de botten en het zenuwstelsel bij het kind tijdens de zwangerschap.