APC-resistentie, factor V Leiden mutatie, factor II mutatie, of een tekort aan proteïne C, proteïne S of antitrombine kunnen in een familie erfelijk voorkomen.
Dit betekent dat wanneer iemand deze stollingsafwijking heeft, hij of zij deze afwijkingen kan doorgeven aan zijn of haar kinderen. Ieder kind heeft 50% kans om de stollingsafwijkingen te erven. Ook broers en zusters van iemand met een stollingsafwijking hebben 50% kans om de afwijking geërfd te hebben. Wie zelf geen afwijking heeft, kan deze ook niet doorgeven aan zijn of haar kinderen. Deze erfelijke aanleg ligt vast op een gedeelte van het erfelijk materiaal, het DNA. Het verhoogde gehalte van factor VIII, factor IX en factor XI als oorzaak van trombofilie is nog niet zo lang bekend. Het is bij deze factoren nog niet goed duidelijk in hoeverre zij erfelijk zijn.